Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zeiden tot hen: [16]De HEERE zie op u, en [17]richte [het], dewijl dat gij onzen reuk hebt stinkende gemaakt [18]voor Farao, en voor zijn knechten, [19]gevende een zwaard in hun handen, om ons te doden. 16. Dat is, de Heere wil een inzien daarin hebben, en kennis nemen van hetgeen gijlieden ons gedaan hebt. Zie Gen.31:42. 17. Zie Gen.15:14, en Gen.16:5. 18. Hebreeuws, voor de ogen van Farao, en voor de ogen zijner knechten. 19. Dat is, dewijl gij ons in den haat gebracht hebt bij Farao. Zie Gen.34:30.